Jdi na obsah Jdi na menu
 


Het Eerste Gebod

 

Hadawar Harishon  הדּבר הראשׁוֹן
 
Ik ben de Eeuwige uw God, die u uit het land Egypte gevoerd heeft, uit het slavenhuis. Gij zult geen andere goden hebben naast Mij. (2M 20:2)
 
Vraag:
 
Wat beveelt het eerste gebod ons?
 
Antwoord:
Het eerste gebod beveelt ons in het bestaan van God te geloven, dat betekent te geloven in het hoogste geestelijk wezen, dat alles heeft gecreëerd, dat perfecte vaardigheden heeft en dat het lot van de hele schepping beheert. Verder gebiedt het eerste gebod ons om te geloven dat God Eén is, Eeuwig, Onlichamelijk, Alomtegenwoordig, de Wijste, Rechtvaardig, Heilig en Edel.
 
 

sinai1.jpg

 
Alle bovenstaande kwaliteiten van God weten we vanuit de volgende passages uit de Heilige Schrift:
 
Over God de Schepper:
 
In het begin schiep God de hemel en de aarde. (1M 1:1)
 
Ik, alleen Ik, heb de aarde gemaakt en schiep de mens erop; Ik, alleen Mijn handen, hebben de hemelen uitgestrekt, en de gehele menigte heb ik bevolen. (Isaiah 45:12)
 
Over de Eénheid van God:
 
Hoor, Oh Israël, de Eeuwige is onze God, de Eeuwige is één. (5M 6:4)
 
Weet vandaag en leg het in uw hart, dat de Eeuwige, Hij is God in de hemel boven en op de aarde beneden; er is geen andere. (5M 4:39)
 
Over de perfectie van God:
 
Wie is gelijk aan U, oh Eeuwige, onder de machtigen? Wie is gelijk aan U, glorieus in heiligheid, te vrezen in lofzangen, wonderen doende? (2M 15:11)
 
Oh Eeuwige, er is niemand gelijk aan U, noch is er enige God naast U, volgens alles wat we hebben gehoord met onze oren. (1 Chronicles 17:20)

 

Over de regerende God:
 
Zie nu dat Ik, alleen Ik, Het ben, en er is geen god naast Mij; Ik dood en Ik maak levend; Ik heb verwond en Ik genees; en er is niemand die kan redden uit Mijn hand. (5M 32:39)
 
Ik vorm het licht en creëer duisternis, Ik maak vrede en creëer het kwaad; Ik ben de Eeuwige, die al deze dingen doet. (Isaiah 45:7)
 
Over de eeuwige God:
 
Want Ik hef Mijn hand naar de hemel en zeg: Zo Ik eeuwig leef! (5M 32:40)
 
Aldus zegt de Eeuwige, de Koning van Israël en de Verlosser de Heer van mensen: Ik ben de eerste en Ik ben de laatste en naast Mij is er geen God. (Isaiah 44:6)
 
Over de niet-lichamelijke God:
 
Op de dag dat de Eeuwige tot jullie sprak op de Horeb uit het midden van het vuur, zagen jullie geen verschijning (5M 4:15)
 
Met wie wil je Mij vergelijken, en Mij gelijk maken en vergelijken, dat we gelijk zouden zijn? (Isaiah 46:5)
 
Over de alwetendheid van God:
 
Laat geen arrogantie uit je mond komen; want de Eeuwige is een God van kennis en door Hem worden daden gewogen. (1 Sam 2:3)
 
Hij die de harten formeert van allen, die toeziet op al hun daden. (Psalm 33:15)
 
Het hart van de mens smeedt zijn weg; maar de Eeuwige bestiert zijn stappen. (Spreuken 16:9)

 

Over de alomtegenwoordigheid van God:
 
Ben Ik een God dichtbij, zegt de Eeuwige, en niet een God van verre? Kan iemand zichzelf verschuilen in geheime plaatsen dat Ik hem niet zou zien? zegt de Eeuwige. Vul Ik niet de hemel en de aarde? zegt de Eeuwige. (Jer. 23:23-24)
 
Waarheen zal ik gaan van Uw geest? of waarheen zal ik vluchten van Uw aanwezigheid? Als ik opstijg naar de hemel, bent U daar; als ik mijn bed maak in de onderwereld, zie, U bent daar. Als ik de vleugels van de ochtend neem en woon in de uiterste einden van de zee; zelfs daar zou Uw hand mij leiden en Uw rechterhand zou mij vasthouden. En als ik zeg: "Zeker zal de duisternis mij omhullen, en het licht om mij zal nacht zijn"; zelfs de duisternis is niet té donker voor U; maar de nacht schijnt als de dag; de duisternis is zelfs als het licht. (Psalm 139:7-12)
 
Over de alomaanwezigheid van God:
 
Ik ben God Almachtig (1M 17:1)
 
Door het woord van de Eeuwige zijn de hemelen gemaakt; en de hele mensheid door de adem van Zijn mond. Want Hij sprak en het was er; Hij beval en het stond. (Psalm 33:6, 9)
 
Over de wijsheid van God:
 
Hoe veelvuldig zijn Uw werken, oh Eeuwige! In wijsheid heeft U alles gemaakt; de aarde is vol van Uw schepselen. (Psalm 104:24)
 
Hij die de aarde heeft gemaakt door Zijn kracht, die de wereld gevestigd heeft door Zijn wijsheid en de hemelen heeft uitgestrekt door Zijn begrip. (Jer. 10:12)
 
Over de gerechtigheid van God:
 
De Rots, Zijn werken zijn perfect; want al Zijn wegen zijn gerechtigheid; een God van trouw en zonder ongerechtigheid, eerlijk en rechtvaardig is Hij. (5M 32:4)
 
En Hij zal de wereld oordelen in rechtvaardigheid, Hij verleent vonnis aan de mensen met billijkheid. (Psalm 9:9)
 
Want het werk van de mens zal Hij aan hem vergelden en zorgt dat de mens zijn weg zal vinden. Ja, met zekerheid, God zal niet boosaardig doen, noch zal de Almachtige rechtvaardigheid verdraaien. (Job 34:11-12)
 
Over de heiligheid van God:
 
Spreek tegen de hele gemeente van de kinderen van Israël en zeg tegen hen: Weest heilig want Ik, de Eeuwige uw God, ben heilig. (3M 19:2)
 
En men roept elkaar en zegt: Heilig, heilig, heilig is de Eeuwige van de mensheid; de hele aarde is vol van zijn Heerlijkheid. (Isaiah 6:3)
 
Over de goedheid en barmhartigheid van God:
 
En de Eeuwige kwam voor hem langs en verkondigde: de Eeuwige, de Eeuwige, God, barmhartig en genadig, lankmoedig en overvloedig in goedheid en waarheid; genadig tot de duizenden generaties, vergeeft ongerechtigheid, overtreding en zonde; dat in geen geval de schuldige vrijwaart, verhaalt de ongerechtigheid van de vaders op de kinderen en op de kleinkinderen, tot in de derde en vierde generatie. (2M 34:6-7)
 
De Eeuwige is goed voor allen en Zijn barmhartigheden zijn over al Zijn werken. (Psalm 145:9)
 
 
Met behulp van bovengenoemde passages hebben we de kwaliteiten uitgelicht die de Heilige Schrift toeschrijft aan God.
Dus, als we God willen behagen moeten we Zijn eigenschappen imiteren, namelijk: God respecteren en liefhebben voor al Zijn goedheid en voor al Zijn zegeningen. We moeten elkaar als schepselen liefhebben als kinderen van één Vader, zoals de profeet Malachi zei:
 
Hebben we niet allen één Vader? Heeft niet één God ons geschapen? Waarom behandelt elke man zijn broeder trouweloos, daarmee het verbond van onze vaderen ontheiligend? (Mal. 2:10)
 
Daarom moeten we eerlijk en barmhartig zijn en we moeten streven het goede te doen en het kwade te vermijden en te zijn als onze Schepper:
 
Barmhartig חנוּן chanun, medelijdend רחוּם rachum, geduldig ארך אפּים erech apaim en de Grootheid met genade en waarheid רב חסד ואמת raw chesed weemet.